donderdag 11 januari 2018

DECEMBER 2017. - Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van een beveiligingsperiode en tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat de onmiddellijke aanhouding betreft


DECEMBER 2017. - Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van een beveiligingsperiode en tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat de onmiddellijke aanhouding betreft (1)




FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Deinvoering van een beveiligingsperiode
Afdeling 1. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 2. In artikel 195 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014, worden tussen het tweede en het derde lid drie leden ingevoegd, luidende:
"In voorkomend geval vermeldt het veroordelend vonnis of de veroordeelde zich bevindt in de bij artikel 25, § 2, d) of e), of artikel 26, § 2, d) of e), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalde voorwaarden.
In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 376, eerste lid, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417ter, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek, kan het vonnis bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde twee derde van die straf heeft ondergaan.
In geval van een veroordeling tot een correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, kan het vonnis bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde meer dan vijftien jaar tot maximum vijfentwintig jaar van die straf heeft ondergaan.".
Art. 3. Artikel 344 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met twee leden, luidende:
"In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 376, eerste lid, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417ter, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek, kan het arrest bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde twee derde van die straf heeft ondergaan.
In geval van een veroordeling tot een correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, een opsluiting of hechtenis van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting of hechtenis, kan het arrest bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde meer dan vijftien jaar tot maximaal vijfentwintig jaar van die straf heeft ondergaan.".
Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 4. In artikel 25, § 2, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, gewijzigd bij de wetten van 17 maart 2013, 10 april 2014, 1 februari 2016 en 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
3° de bepaling onder c) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
4° in de bepaling onder d) worden in de inleidende zin de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
5° de bepaling onder d) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
6° in de bepaling onder e) worden de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
7° de bepaling onder e) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering".
Art. 5. In artikel 26, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 17 maart 2013, 10 april 2014, 1 februari 2016 en 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
3° de bepaling onder c) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
4° in de bepaling onder d) worden in de inleidende zin de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
5° de bepaling onder d) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
6° in de bepaling onder e) worden de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
7° de bepaling onder e) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of artikel 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering".
Art. 6. In artikel 54, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "vrijheidsstraf van dertig jaar of tot een levenslange vrijheidsstraf" vervangen door de woorden "correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, tot een opsluiting of hechtenis van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting of hechtenis".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat betreft de onmiddellijke aanhouding
Art. 7. In artikel 33, § 2, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "tot een hoofdgevangenisstraf van een jaar of tot een zwaardere straf, zonder uitstel, veroordelen," vervangen door de woorden "veroordelen tot een hoofdgevangenisstraf van drie jaar of tot een zwaardere straf, zonder uitstel, en voor veroordelingen wegens feiten bedoeld in titel Iter van boek II en in de artikelen 371/1 tot 387 van het Strafwetboek, tot een hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf, zonder uitstel,";
2° in het tweede lid worden de woorden "tot minder dan een jaar" vervangen door de woorden "tot minder dan drie jaar en voor veroordelingen wegens feiten bedoeld in titel Iter van boek II en in de artikelen 371/1 tot 387 van het Strafwetboek, tot minder dan een jaar".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 december 2017.
FILIP
Van Koningswege :
De minister van Justitie,
K. GEENS
Met `s Lands Zegel gezegeld :
De minister van Justitie,
K. GEENS
_______
Nota
Kamer van volksvertegenwoordigers
(www.dekamer.be)
Stukken : 54 2731 (2017 - 2018)
Integraal Verslag : 14 december 2017

(1)



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Deinvoering van een beveiligingsperiode
Afdeling 1. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 2. In artikel 195 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014, worden tussen het tweede en het derde lid drie leden ingevoegd, luidende:
"In voorkomend geval vermeldt het veroordelend vonnis of de veroordeelde zich bevindt in de bij artikel 25, § 2, d) of e), of artikel 26, § 2, d) of e), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalde voorwaarden.
In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 376, eerste lid, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417ter, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek, kan het vonnis bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde twee derde van die straf heeft ondergaan.
In geval van een veroordeling tot een correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, kan het vonnis bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde meer dan vijftien jaar tot maximum vijfentwintig jaar van die straf heeft ondergaan.".
Art. 3. Artikel 344 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met twee leden, luidende:
"In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 376, eerste lid, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417ter, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek, kan het arrest bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde twee derde van die straf heeft ondergaan.
In geval van een veroordeling tot een correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, een opsluiting of hechtenis van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting of hechtenis, kan het arrest bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde meer dan vijftien jaar tot maximaal vijfentwintig jaar van die straf heeft ondergaan.".
Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 4. In artikel 25, § 2, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, gewijzigd bij de wetten van 17 maart 2013, 10 april 2014, 1 februari 2016 en 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
3° de bepaling onder c) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
4° in de bepaling onder d) worden in de inleidende zin de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
5° de bepaling onder d) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
6° in de bepaling onder e) worden de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
7° de bepaling onder e) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering".
Art. 5. In artikel 26, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 17 maart 2013, 10 april 2014, 1 februari 2016 en 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder a) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering";
3° de bepaling onder c) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
4° in de bepaling onder d) worden in de inleidende zin de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
5° de bepaling onder d) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering";
6° in de bepaling onder e) worden de woorden "vonnis of" ingevoegd tussen de woorden "motivering van het" en het woord "arrest";
7° de bepaling onder e) wordt aangevuld met de woorden ", onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vijfde lid, of artikel 344, vijfde lid, van het Wetboek van strafvordering".
Art. 6. In artikel 54, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "vrijheidsstraf van dertig jaar of tot een levenslange vrijheidsstraf" vervangen door de woorden "correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, tot een opsluiting of hechtenis van dertig jaar of meer of tot een levenslange opsluiting of hechtenis".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat betreft de onmiddellijke aanhouding
Art. 7. In artikel 33, § 2, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "tot een hoofdgevangenisstraf van een jaar of tot een zwaardere straf, zonder uitstel, veroordelen," vervangen door de woorden "veroordelen tot een hoofdgevangenisstraf van drie jaar of tot een zwaardere straf, zonder uitstel, en voor veroordelingen wegens feiten bedoeld in titel Iter van boek II en in de artikelen 371/1 tot 387 van het Strafwetboek, tot een hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf, zonder uitstel,";
2° in het tweede lid worden de woorden "tot minder dan een jaar" vervangen door de woorden "tot minder dan drie jaar en voor veroordelingen wegens feiten bedoeld in titel Iter van boek II en in de artikelen 371/1 tot 387 van het Strafwetboek, tot minder dan een jaar".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 21 december 2017.
FILIP
Van Koningswege :
De minister van Justitie,
K. GEENS
Met `s Lands Zegel gezegeld :
De minister van Justitie,
K. GEENS
_______
Nota
Kamer van volksvertegenwoordigers
(www.dekamer.be)
Stukken : 54 2731 (2017 - 2018)
Integraal Verslag : 14 december 2017